Published on juli 17th, 2018 | by Irene van den Berg
0Nederland heeft (relatief) veel arme kinderen
In Scandinavië wordt er meer gedaan om kinderarmoede te bestrijden dan in Nederland. Ook Slovenië en Tsjechië doen het beter. Wat kunnen we van die landen leren?
Geen kind hoeft in Nederland op straat te slapen vanwege geldgebrek. En als je ouders arm zijn, kun je hier gewoon naar school en de dokter. Toch is er kinderarmoede in Nederland. Koters die maar één maaltijd per dag krijgen, geen warme winterjas hebben en op hun verjaardag niet kunnen trakteren. Kortom, kinderen die iedere dag worden geconfronteerd met het geldgebrek van hun ouders. En alle stress die daarbij hoort.
Volgens Koen Caminada, hoogleraar Empirische Analyse van Sociale en Fiscale Regelgeving aan de Universiteit Leiden, doet de politiek bijna niets om deze kwetsbare groep te helpen. “Ik vind het een schande dat Nederland zo slecht voor haar arme kinderen zorgt.”
Honderdduizenden kinderen in armoede
En dat zijn er behoorlijk veel. 1 op de 10 Nederlandse kinderen leeft in armoede, volgens berekeningen van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Volgens hun definitie gaat dit over een gezin met twee kinderen dat een inkomen heeft van minder dan 2.000 euro. Het percentage arme kinderen schommelt al jaren rond de 10 procent. “Ongeacht de economische situatie in Nederland, zijn er altijd wel enkele honderdduizenden kinderen die met armoede te maken hebben”, staat in een rapport van het SCP uit 2017 over kinderarmoede. Volgens de statistieken van Eurostat, het CBS van de Europese Unie, gaat het zelfs steeds slechter. In 2016 leefde 14,8 procent van onze minderjarigen ‘at risk of poverty’. In 2013 leefde nog 12,6 procent onder die Europese armoedegrens.
Hoewel de Europese Unie inzet op armoedebestrijding – in 2020 moeten er twintig miljoen minder Europeanen in armoede leven dan in 2016 – wordt daarbij niet speciaal gelet op kinderen. En omdat de armoede in Nederland over het geheel daalt, hoeft Den Haag niet bang zijn voor een tik op haar vingers omdat het te weinig doet tegen kinderarmoede.
Dat we het over het algemeen zo goed doen, ligt echter vooral aan de ouderen. Langdurige armoede is onder 65-plussers het laagst van alle leeftijdsgroepen. Dat komt doordat de AOW hoger is dan de lage-inkomensgrens. Daarnaast hebben veel ouderen ook nog een aanvullend pensioen en inkomsten uit vermogen. “Ouderen mogen stemmen, en kinderen niet. Daarom heeft de politiek meer aandacht voor ouderen”, aldus Caminada.
Sociale voorzieningen
Nederland staat binnen de EU op de zevende plek als het om kinderarmoede gaat (zie tabel). In Scandinavië (behalve Zweden) zijn de armoedecijfers onder kinderen structureel lager dan in Nederland. En ook Slovenië en Tsjechië scoren beter. “Door het stelsel van belastingen en sociale voorzieningen weten meer kinderen daar aan armoede te ontsnappen”, verklaart Caminada.
De hoogleraar berekende dat de kinderarmoede in Finland boven de 20 procent zou liggen op basis van het netto inkomen van gezinnen. Maar na het heffen van belastingen en het uitbetalen van toeslagen ligt dit nog maar rond de 10 procent, een halvering dus. Ook buiten de EU hebben sommige landen hun sociale voorzieningen beter toegespitst op arme kinderen. In Zuid-Afrika, Uruguay en Australië daalt de kinderarmoede bijvoorbeeld meer dan 10 procent door toeslagen en andere belastingmaatregelen. In Nederland is dat slechts 0,9 procent. (Bron: LLBIFR Dataset on Relative Income Poverty Rates 2018)
Waarom steekt dat percentage zo schril af bij dat van sommige andere landen? “Ons sociale vangnet bestaat voor een belangrijk deel uit toeslagen: zoals de huur-, zorg- en kinderopvangtoeslag. Dat geld gaat in Nederland echter naar een grote groep mensen. Een klein percentage komt terecht bij de mensen die dat geld het hardst nodig hebben, zoals bijstandsmoeders. Als je de toeslagen vooral zou toebedelen aan de armste 10 tot 15 procent Nederlanders, dan groeien er veel minder kinderen in armoede op”, legt Caminada uit. De Nederlandse kinderbijslag is volgens hem een mooi voorbeeld van hoe het níet moet. “Als hoogleraar krijg ik ook kinderbijslag. Van mij mag dat geld naar gezinnen die in armoede leven.”
Gratis iPhones in de Schilderswijk
Ook kunnen we volgens Caminada leren van de aanpak in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. “In Angelsaksische landen wordt vaker hulp in natura geboden. Denk aan schoolmaaltijden, een laptop of boeken. Je weet dan zeker dat de hulp ook echt bij de kinderen terechtkomt. Als je geld geeft, loop je namelijk het risico dat dat opgaat aan drank of drugs voor de ouders.” In Nederland is armoedebestrijding overigens een taak van de gemeentes. Arme kinderen zijn bij ons dus vooral afhankelijk van lokale initiatieven.
Caminada bespeurt bij veel Nederlanders weerstand tegen hulp in natura. Wat daarbij volgens de hoogleraar meespeelt is dat arme kinderen vaker een niet-westerse achtergrond hebben. In het huidige politieke klimaat is het niet populair om gratis spullen uit te delen aan deze groep. “Het is een goed idee om arme kinderen een smartphone te geven, zodat ze toegang hebben tot internet en daarmee tot het rooster van hun school en hun punten. Maar ik zie de krantenkoppen al voor me: Gratis iPhones in de Schilderswijk.”
Kinderarmoede halveren
Onze Zuiderburen zijn behoorlijk ambitieus als het om de bestrijding van kinderarmoede gaat. De Vlaamse minister van Armoedebestrijding Liesbeth Homans verklaarde in 2015 dat ze de kinderarmoede in Vlaanderen in 2020 gehalveerd wil hebben. Onderdeel van het plan: 1 euro-maaltijden die in sociale restaurants of als afhaalmaaltijd via school worden aangeboden. Daarbij kunnen de ouders gratis opvoedadvies krijgen.
Michel Vandenbroeck, hoofddocent gezinspedagogiek aan de Universiteit Gent, heeft er weinig vertrouwen in dat de minister haar doelen gaat halen. “Als je kinderarmoede wil bestrijden, is goede huisvesting heel belangrijk. Maar de wachtlijsten voor sociale huurwoningen zijn hier gigantisch, en daar wordt weinig aan gedaan. Wanneer erkent de politiek nou eens dat armoede ook gewoon een gebrek aan geld is? Dat los je niet alleen op met opvoedadvies.”
Eén ding kunnen we op dit punt wel leren van de Belgen, volgens Vandenbroeck. De kinderopvang is volgens hem beter geregeld in Vlaanderen. “In Nederland gaan de rijke kinderen van werkende ouders naar het kinderdagverblijf en de arme kinderen naar de peuterspeelzaal. In Vlaanderen worden alle kinderen samen opgevangen. Aan die opvang kan nog behoorlijk wat worden verbeterd, maar het uitgangspunt dat kinderen uit verschillende sociale klassen samenkomen is goed. Het voorkomt dat arme kinderen in een isolement raken.”
Nederland heeft (relatief) veel arme kinderen