Published on september 18th, 2019 | by Irene van den Berg
0Hoe hou je als klimaatwetenschapper de moed erin?
Hoe hou je hoop in de toekomst als het je werk is om de rampzalige gevolgen van klimaatverandering in beeld te brengen? Irene van den Berg vroeg het Pier Vellinga, emeritus hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam, die al meer dan dertig jaar waarschuwt voor de opwarming van de aarde.
Klimaatwetenschapper Pier Vellinga (69) hamert al decennialang op de risico’s van de opwarming van de aarde. Dag in, dag uit legt de internationaal bekende wetenschapper uit dat de aarde snel opwarmt en hoe dramatisch dat is voor alles en iedereen die erop woont. Niet alleen in de luwte van de universiteit en in wetenschappelijke tijdschriften; hij brengt zijn onheilsbericht ook op de BBC, bij CNN en via TEDx. Dat zijn boodschap vaak aan dovemansoren is gericht, maakt zijn werklust er niet minder op. Nu hij tegen de zeventig is, staat hij nog altijd vol energie voor zaaltjes te vertellen dat minder vlees eten en elektrisch rijden wel degelijk zin hebben.
Veel Nederlanders maken zich zorgen over het klimaat en het milieu, zo bleek vorige week uit een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Ben je zelf pessimistisch over de toekomst?
“Dat valt wel mee. De tijd waarin we nu leven, is niet zwaarder dan andere tijden. De opwarming van de aarde is niet het eerste drama in de geschiedenis van de mensheid. Ik ben geïnteresseerd in geschiedenis en heb veel gelezen over de Middeleeuwen. Ongeveer een derde van de Europese bevolking stierf in de veertiende eeuw aan de pest. Veel mensen dachten toen dat het einde der tijden was aangebroken. Maar al rond 1500 braken met de Renaissance weer betere tijden aan. Mijn interesse in geschiedenis voorkomt dat ik ga doemdenken. Doemdenken lost niets op; je wordt er alleen maar ongelukkig van.”
Wat zie je dan als lichtpuntjes?
“Er zijn twee dingen nodig om verdere opwarming van de aarde te voorkomen. Ten eerste: we moeten stoppen met het halen van energie uit fossiele brandstoffen. Dat is een kwestie van tijd: aan de ene kant raken fossiele bronnen uitgeput en aan de andere kant wordt zonne- en windenergie steeds goedkoper. De zon levert in één dag voldoende energie om de aarde een jaar lang van energie te voorzien. De technieken om gebruik te maken van die energie worden in hoog tempo beter; dat stemt mij positief. Ten tweede: we moeten grotendeels stoppen met vlees eten. 30 procent van de broeikasgassen komt nu uit de productie van voedsel. Wat dat betreft zie ik een verandering optreden, in ieder geval in Nederland. Hier zie je dat vleesvervangers bezig zijn met een snelle opmars en dat de verkoop van vlees daalt. Er is nog een lange weg te gaan, maar het zijn zeker lichtpuntjes.”
Hoe zal het leven van jouw kinderen en kleinkinderen eruitzien, en maak je je zorgen om hen?
“Ik heb drie kinderen en acht kleinkinderen. Het zal voor hen meer survivallen worden. Zij gaan het bijvoorbeeld materieel minder krijgen dan mijn generatie. Dat is niet alleen negatief. We kunnen niet doorgaan met consumeren zoals we nu doen; daar zijn we compleet in doorgeschoten. Er komt een ‘nieuwe economie van het genoeg’: mensen gaan minder consumeren omdat ze begrijpen dat vasthouden aan overconsumptie schadelijk is voor de aarde. Dat wil niet zeggen dat hun kwaliteit van leven minder wordt. Nu al zie je dat jonge mensen minder waarde hechten aan materialistische zaken. Als de omslag naar een ander consumptiepatroon slaagt, dan ben ik redelijk optimistisch.”
Je klinkt positiever dan een paar jaar geleden. In 2016 zei je in het radioprogramma Vroege Vogels dat de toekomst van de aarde op het spel staat. Wat is er veranderd?
“Het bedrijfsleven pakt eindelijk de handschoen op klimaatverandering tegen te gaan. Niet vanuit een morele motivatie, maar omdat bedrijven zien dat er geld valt te verdienen aan de energie- en voedseltransitie. We hebben het internationale bedrijfsleven nodig om stappen te zetten. Dat Unilever De Vegetarische Slager heeft overgenomen, en dus brood ziet in vleesvervangers, is bijvoorbeeld een belangrijke stap in de overstap naar een dieet met minder vlees.
Maar het is natuurlijk wel erg dat we dertig jaar hebben verloren omdat er onvoldoende naar klimaatwetenschappers is geluisterd. In 1989 praatte ik al met de Nederlandse regering over het probleem van klimaatverandering. Premier Ruud Lubbers stelde toen voor om de uitstoot van CO2 met 20 procent te reduceren. Zijn houding was: deze klus gaan we klaren. Maar vanaf begin jaren negentig werd het lastiger. De fossiele industrie realiseerde zich wat die ambitie voor hen betekende. Ze zetten lobbyisten in die gingen verkondigen dat het allemaal wel meeviel. De macht van het bedrijfsleven is sindsdien alleen maar verder gegroeid. En de internationale democratie is steeds zwakker geworden. Het internationale bedrijfsleven bepaalt de agenda als het om klimaatverandering gaat.”
Zouden wetenschappers niet een veel leidendere rol moeten spelen bij het tegengaan van klimaatverandering?
“Dat is niet de rol van de wetenschap, dat heb ik inmiddels wel geaccepteerd. In de Middeleeuwen waren er wetenschappers die zeiden dat samen bidden niet hielp tegen de pest. Dat sloot niet aan bij de boodschap van de kerk, dus werd hun de mond gesnoerd. Wat toen de kerk was, is nu het internationale bedrijfsleven. Dat heeft de afgelopen decennia geprobeerd wetenschappers in diskrediet te brengen omdat hun boodschap hun niet goed uitkwam. De Amerikaanse oliemaatschappij ExxonMobil heeft 25 jaar lang stelselmatig twijfel gezaaid onder het publiek over klimaatverandering, bijvoorbeeld met advertorials waarin wordt gesteld dat er grote verdeeldheid is onder wetenschappers. Mijn lot is in ieder geval een stuk beter dan dat van de middeleeuwse wetenschappers: die werden opgehangen.”
Nadat je door weekblad Elsevier hoog op een lijst van Nederlandse ‘klimaatalarmisten’ werd geplaatst, kreeg je een hoop modder over je heen. Hoe ga je daarmee om?
“Ik heb in mijn carrière veel haatmail gekregen. In sommige mails werd ik zelfs met de dood bedreigd. Mensen schreven dat ze me kapot wilden maken: alleen maar omdat mijn boodschap hun niet beviel. En die mails kwamen van allerlei kanten, zelfs van een oud-directeur van TNO. Mijn vrouw heeft zich er wel zorgen over gemaakt; vooral dat het ons gezin zou treffen. Ik heb dan ook altijd moeite gedaan om mijn privéadres niet publiek zichtbaar te maken. Natuurlijk raken bedreigingen je. In 2011 en 2012 heb ik wat meer in de luwte gewerkt, en minder de media opgezocht. Ik heb een boek geschreven, Hoezo klimaatverandering, waarin ik me afvroeg: zou ik ongelijk kunnen hebben? En ik ben naar een coach geweest om met de bedreigingen om te kunnen gaan. Dat hielp. Net als een televisie-item dat ik zag over bedreigingen aan het adres van voetbaltrainers. Daar reden de geblindeerde auto’s voor hun huis als ze niet de juiste persoon hadden opgesteld. Ik besefte toen dat het bij mij nooit verder ging dan brieven, reacties op websites en mails.”
Wat drijft je om ondanks alles je boodschap te blijven verkondigen?
“Ik kan slecht tegen onrechtvaardigheid. En die is er bij klimaatverandering erg: de arme mensen in de wereld worden het slachtoffer van de uitbundige consumptie in het Westen. Ook vind ik het onrechtvaardig dat bedrijven wegkomen met de misinformatie die zij verspreiden. Shell roept in de media dat er nieuwe wetgeving moet komen voor CO2-vermindering, maar lobbyt ondertussen in Brussel tegen afspraken over de inzet van duurzame energie. Dan komt de schoolmeester in mij naar boven, die wil uitleggen waar Shell werkelijk mee bezig is. Ik vind het belangrijk dat de desinformatie die bedrijven verspreiden niet onweersproken blijft.”
Drie op de tien Nederlanders geloven niet dat klimaatverandering door de mens wordt veroorzaakt. Voel je nog de behoefte om hen te overtuigen?
“Ik ga geen tijd meer steken in partijen als Forum voor Democratie. Ik heb inmiddels geleerd dat het geen zin heeft om mensen te proberen te overtuigen als ze er toch niet open voor staan, maar uitleggen doe ik nog steeds graag. Ik word veel gevraagd voor lezingen, en van zo’n zaaltje krijg ik vaak veel dankbaarheid terug. Dat geeft mij ook energie om mijn kennis en ervaring naar voren te brengen. Bovendien, als klimaatwetenschappers het niet doen, wie dan wel? Als wij onze mond houden, wordt het nog erger.”
Pier Vellinga
Pier Vellinga (Amsterdam, 17 april 1950) studeerde in 1975 af als civiel ingenieur aan de Technische Universiteit Delft en promoveerde in 1984 aan dezelfde universiteit. Van 1988 tot 1991 was hij directeur Luchtkwaliteit en directeur Nationaal Klimaatprogramma op het ministerie van VROM. In 1991 werd Vellinga benoemd tot hoogleraar Klimaatverandering en maatschappelijke implicaties aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Sinds 2015 is hij emeritus hoogleraar. Vellinga was betrokken bij de oprichting van het IPCC in 1988, het wetenschappelijk klimaatpanel van de Verenigde Naties. Ook was hij tussen 2006 en mei dit jaar voorzitter van het bestuur van Urgenda.