OneWorld

Published on maart 8th, 2022 | by Irene van den Berg

0

Ramp, catastrofe of crisis: hoe noemen media klimaatverandering?

Het nieuwste IPCC-rapport laat er geen twijfel over bestaan: de klimaatcrisis moet ‘razendsnel’ worden aangepakt. Lezen we zulke ferme taal eigenlijk ook in de media? OneWorld onderzocht een maand lang hoe Nederlandse kranten over het klimaat schrijven. ‘We zijn geen activisten.’

Journalisten deinzen meestal niet terug voor grote woorden. Een politiek relletje of de relatiebreuk van een bekende Nederlander krijgt al snel het etiket crisis, drama, affaire of het lelijke gate. Zo berichtte de Volkskrant vorig jaar over de ‘sportieve crisis’ bij Barcelona, het AD over ‘Omtzigt-gate’ en NRC over de ‘Kelder-affaire’ (presentator Jort Kelder sponsorde campagnefilmpjes van Forum voor Democratie).

Maar hoe benoemen ze de milieucrisis die rampzalig is voor de mensheid en veel van het leven op aarde? Het veelgebruikte ‘klimaatverandering’ klinkt weinig urgent: het klimaat op aarde heeft vanaf haar ontstaan forse variaties gekend. Het ‘crisis’ in ‘klimaatcrisis’ is nogal platgetreden. En ‘klimaatramp’ of ‘-catastrofe’ klinken misschien wel erg dramatisch.

The Guardian was de eerste krant die beleid opstelde over het gebruik van bepaalde bewoordingen rondom klimaat. In plaats van de term klimaatverandering geeft de Britse krant sinds 2019 de voorkeur aan klimaatnoodtoestand (emergency), klimaatineenstorting (breakdown) of crisis. Klimaatverandering en opwarming van de aarde klinken ‘nogal passief en vriendelijk, terwijl wetenschappers spreken van een catastrofe voor de mensheid’, stelt hoofdredacteur Katharine Viner in The Guardian. Vlak daarvoor begon de krant ermee haar weerpagina’s dagelijks van het wereldwijde CO2-gehalte te voorzien. “Mensen moeten eraan worden herinnerd dat de klimaatcrisis niet langer een toekomstig probleem is. We moeten het nu aanpakken, en elke dag telt”, aldus Viner.

Code rood

OneWorld analyseerde hoe Nederlandse nieuwsmedia omgaan met dit dilemma. We turfden de klimaattaal in het AD, Het Financieele Dagblad, NRC, Telegraaf, Trouw en de Volkskrant in de maand na het alarmerende rapport van IPCC, het wetenschappelijk klimaatpanel van de Verenigde Naties, dat op 9 augustus verscheen. Dat deden we via de zoekmachines op de site van de betreffende media. We kozen voor deze periode omdat er toen veel over klimaat werd geschreven. Bovendien waren de conclusies van het IPCC zeer verontrustend: het klimaat verandert ongekend snel en de mens is daarvan de oorzaak. Het rapport is een waarschuwing van het kaliber ‘code rood’, aldus VN-chef António Guterres. Zag je die urgentie terug in de woordkeus van de media?

‘Klimaatverandering’ was in de maand na het IPCC-rapport in alle Nederlandse kranten die we analyseerden de meest gebruikte term. Bij de meeste dagbladen stond ‘opwarming van de aarde’ op de tweede plek, NRC uitgezonderd. Alleen die krant gebruikt vaker het meer alarmerende ‘klimaatcrisis’; zelfs twee keer zoveel als ‘opwarming van de aarde’. Het Financieele Dagblad en De Telegraaf zijn weinig scheutig met het woord klimaatcrisis. Bij De Telegraaf was de verhouding tussen ‘klimaatverandering’ en ‘klimaatcrisis’ minder dan 5:1. Dit relativerende taalgebruik sluit goed aan bij de boodschap die De Telegraaf verkondigt. In de maand na het zorgelijke IPCC-rapport verschenen in ‘de krant van wakker Nederland’ verhalen met koppen als Wetenschappers: extreme scenario’s niet realistisch, Omstreden doemscenario’s uit klimaatrapport wankele basis voor beleid zoals D66 eist en De elites duwen ons behoedzaam naar een Klimaatdictatuur. Urgente klimaattermen worden in de Telegraaf vooral ironisch gebruikt. Zoals door columnist Leon de Winter: “We hebben volgens de leiders van het internationale establishment negen jaar (inderdaad, niet tien of elf maar exact negen) om een klimaatramp te voorkomen.”

NRC scoort onder de dagbladen het hoogst op urgente klimaattaal. Toch is Paul Luttikhuis, klimaatredacteur bij NRC, geen fan van woorden als noodtoestand, ramp en catastrofe. Hij benadrukt dat de opwarming van de aarde een langdurig probleem is. “Als iedere dag in de krant staat dat het crisis is, leidt dat tot vervlakking van die term. Ik denk dat onze lezers de behoefte hebben om goed geïnformeerd te worden, op een rustige toon.” Bovendien dekken de termen de lading niet helemaal, volgens Luttikhuis. “Een catastrofe zegt iets over de toekomst, dat we al weten dat het slecht afloopt. Maar zover is het nog niet. Rampen en noodtoestanden gaan daarentegen vooral over het nu. Dat zijn situaties die aanzetten tot direct handelen. Maar dat gebeurt niet.”

Niet iedereen op de redactie denkt er zo over. Volgens Luttikhuis ontstond er, nadat The Guardian haar stijlgids aanpaste, ook discussie op de burelen van NRC. “Er waren collega’s die vonden dat we wel wat meer krachttermen mogen gebruiken.” Er was onvoldoende animo voor de aanpassing van het stijlboek, maar termen als catastrofe en ramp zie je geregeld terug in de krant, zeker in columns en commentaren. Op de website van NRC zijn bijvoorbeeld op het moment van schrijven 43 artikelen te vinden met de term klimaatcatastrofe, onder meer in columns van Tommy Wieringa en Christiaan Weijts. Ter vergelijking: op de website van het AD leidde de zoekterm ‘klimaatcatastrofe’ tot twee resultaten, beide van ná de onderzochte maand.

Klimaat ondergesneeuwd

Bij die krant is oud-hoofdredacteur Hans Nijenhuis op het moment van het interview sinds een maand verantwoordelijk voor de klimaatportefeuille. De krant bericht het liefst over ‘klimaatverandering’ en ‘opwarming van de aarde’, en lijkt apocalyptisch taalgebruik te vermijden. Een bewuste keuze? Nijenhuis: “We hebben daar geen beleid voor. Ik ben mezelf nog aan het inlezen in alle terminologie en voel me soms de nieuwe correspondent die net is aangekomen in een land waar hij de taal nog niet spreekt.” Maar het past, volgens Nijenhuis, wel bij het AD om het woordgebruik niet al te stevig aan te zetten.

De oud-hoofdredacteur sluit niet uit dat klimaattaal nog in het stijlhandboek van het AD wordt opgenomen. “Eerder heb ik mensen van het Transgender Netwerk Nederland uitgenodigd om met onze chefs te spreken over inclusief taalgebruik”, vertelt hij. “Naar aanleiding daarvan hebben we onze stijlgids aangepast. Als mensen na een geslachtsverandering onder een nieuwe naam door het leven gaan, gebruiken we in principe alleen nog de nieuwe naam. En we accepteren dat we ‘die’ of ‘hen’ kunnen gebruiken in plaats van hij of zij. Misschien moeten we zoiets ook met klimaat doen.”

Hoog op de agenda staat een wat urgentere klimaattaal op dit moment dus niet bij het AD. Bij NRC overigens evenmin. “Die discussie is inmiddels weer weggeëbd”, aldus Luttikhuis. Hij vindt taal belangrijk. “Maar welke woorden je ook kiest, de feiten worden er niet minder door.”

Trouw riep ‘duurzaamheid en natuur’ tien jaar geleden uit tot speerpunt. Die importantie blijkt minder uit het taalgebruik van de krant. Het dagblad gebruikt relatief vaak ‘opwarming van de aarde’, 53 keer in de maand na het IPCC-rapport, en bijvoorbeeld slechts eenmaal ‘klimaatramp’. Chef Duurzaamheid & Natuur, Jeroen den Blijker, gaat niet in op een interviewverzoek van OneWorld. Hij stuurt per e-mail: “Trouw bericht al decennia over klimaatverandering, we doen dat op degelijke en journalistieke wijze, zoals lezers van ons verwachten. Of dat goed gebeurt, moeten anderen maar beoordelen.” Hoofdredacteur Cees van der Laan schreef in Trouw eerder wel een toelichting op hun klimaattaal. “Als krant hebben we geen lijst van woorden die journalisten wel of niet moeten gebruiken. Het hangt af van de context waarin je taal gebruikt.” Net als bij het AD lijkt bij Trouw de weerstand tegen het stempel ‘activistisch’ groot. “We streven naar een duurzamere wereld, maar dat betekent niet dat we activistisch zijn. In je woordgebruik wil je feitelijk blijven. We ademen mee met het woordgebruik in de samenleving.”

Voor Gerdien de Vries, klimaatpsycholoog aan TU Delft, staat buiten kijf dat taalgebruik veel invloed kan hebben op de reactie van het publiek op een idee. “Het frame waarin iets wordt geplaatst, maakt uit voor de mening die mensen vormen.” De Vries onderzocht onder meer de reactie van proefpersonen op communicatie over nieuwe technologieën, zoals CO2-opslag. Het frame beïnvloedt of mensen een technologie zien als duurzame oplossing of juist als greenwashing. “Als een olie- en gasbedrijf bijvoorbeeld vertelt dat het puur om milieuredenen investeert in groene technologieën, geloven mensen dat niet omdat ze ook wel weten dat het een onderneming is die uiteindelijk winst wil maken.”

Van een krant verwacht het publiek dat die objectief is, geeft De Vries aan. “Journalisten worden dus ook harder afgerekend op ongebalanceerd taalgebruik.” Definities die in de ogen van het grote publiek activistisch zijn – zoals ramp of catastrofe – kunnen volgens De Vries tegen een journalist werken. Volgens haar komt de boodschap het best over als het taalgebruik ‘simpel en gebalanceerd’ is. Dus woorden die wel de ernst van het probleem weergeven, maar geen hel en verdoemenis schreeuwen. Bij negatief taalgebruik bestaat, volgens de klimaatpsycholoog, het risico dat mensen zich afsluiten en de boodschap niet meer willen horen. “Doemdenken kan mensen bovendien verlammen. Ze denken: als de wereld toch naar de knoppen gaat, dan maakt het ook niet meer uit wat ik doe.”

Geen klimaatnoodtoestand

De Amerikaanse Republikeinse partij besloot onder president George W. Bush om ‘opwarming van de aarde’ te mijden en te vervangen door ‘klimaatverandering’. Dat gebeurde na een memo van partijstrateeg Frank Luntz uit 2002. Daarin stond dat ‘klimaatverandering klinkt alsof je van Pittsburgh naar Fort Lauderdale gaat. Terwijl ‘opwarming van de aarde’ een catastrofale connotatie heeft, suggereert ‘klimaatverandering’ een meer beheersbare en minder emotionele uitdaging.’ De Republikeinen kregen het tij mee. Onderzoekers bestudeerden op Google zoekopdrachten met de termen ‘opwarming van de aarde’ en ‘klimaatverandering’. Ze ontdekten dat tussen 2004 en 2014 ‘klimaatverandering’ steeds populairder was geworden, ten koste van ‘opwarming van de aarde’.

Linkse partijen in Nederland zetten daarentegen in op urgenter taalgebruik. De gemeente Amsterdam kondigde in 2019 de ‘ecologische- en klimaatcrisis’ af, Haarlem en Utrecht volgden kort daarna. Met het woord ‘crisis’ wil de hoofdstad uitstralen dat dat zij het probleem zeer serieus neemt. Maar of die urgente taal ook in praktijk wordt gebracht, is nog maar de vraag. In de jongste klimaatrapportage van de gemeente Amsterdam staat vaag omschreven dat ‘Amsterdam weliswaar op de goede weg is om het reductiedoel van 55 procent in 2030 te behalen, maar dat er meer nodig is’. In Den Haag is zelfs de discussie over taal moeizaam. De Partij voor de Dieren legde in juni 2019 een motie aan de Tweede Kamer voor om de klimaatnoodtoestand uit te roepen. Maar alleen GroenLinks steunde de motie.

Opwarming te soft

Het lastige is dat er op bijna iedere term wel iets af te dingen is. “Opwarming van de aarde voelt voor mij juist te soft”, zegt klimaatpsycholoog De Vries. “Het probleem is groter dan dat; de biodiversiteit gaat achteruit en de zeespiegel stijgt.” The Guardian sprak in 2019 de voorkeur uit voor global heating in plaats van global warming, maar die term laat zich in het Nederlands slecht vertalen. In het Engels kun je bovendien spreken van man-made climate change om aan te geven dat het hier niet gaat om de normale schommelingen in het klimaat. Maar ‘door de mens veroorzaakte klimaatverandering’ bekt veel minder lekker.

Hoe voorkom je dat je met woorden het probleem kleiner voorstelt? “Ik vind ‘klimaatontwrichting’ een mooie term om de ernst van het probleem te benadrukken”, zegt Luttikhuis. “Als we te weinig doen, ontwricht klimaatverandering samenlevingen.” Hij gebruikte de term onder meer in zijn analyse van de mislukte klimaattop in Madrid in 2019 en in een nieuwsbericht over een VN-rapport uit datzelfde jaar, waaruit bleek dat landen veel meer broeikasgassen uitstootten dan ze in 2015 in Parijs hadden beloofd. Maar in de maand na het allernieuwste IPCC-rapport kwam de term ‘ontwrichting’ niet uit zijn pen. “Voor klimaatontwrichting geldt net zo goed dat je daar zuinig mee moet zijn”, meent Luttikhuis. Dat is het nadeel van grote woorden: ze worden kleiner, naarmate je ze meer gebruikt. De vraag is dan of het traditionele crisisvocabulaire van de journalistiek wel volstaat in het geval van het klimaat. We hebben niet alleen nieuwe verhalen nodig, maar ook nieuwe woorden.

Ramp, catastrofe of crisis: hoe noemen media klimaatverandering?

Tags: , ,


About the Author

is onafhankelijk (onderzoeks)journalist en schrijft over sociale en ecologische kwesties, zoals armoede, klimaatverandering en de keerzijde van de consumptiemaatschappij. Haar publicaties verschijnen onder meer in OneWorld, NRC en Vrij Nederland.



Comments are closed.

Back to Top ↑